
Jurisprudentie
BI0788
Datum uitspraak2009-02-12
Datum gepubliceerd2009-04-10
RechtsgebiedBestuursrecht overig
Soort ProcedureEerste aanleg - meervoudig
Instantie naamRechtbank Rotterdam
ZaaknummersAWB 08/3221 TELEC-T1
Statusgepubliceerd
Datum gepubliceerd2009-04-10
RechtsgebiedBestuursrecht overig
Soort ProcedureEerste aanleg - meervoudig
Instantie naamRechtbank Rotterdam
ZaaknummersAWB 08/3221 TELEC-T1
Statusgepubliceerd
Indicatie
Nu, zonder dat er een concrete aanvraag in de zin van artikel 1:3 van de Awb is ingediend, de brief van verweerder niet meer behelst dan het meedelen van de resultaten van een in het kader van het project gehouden onderzoek - hetwelk is gestart naar aanleiding van de uitkomsten van de enquête - kan deze brief niet worden aangemerkt als een op rechtsgevolg gerichte beslissing. Van een (bestuurlijk) rechtsoordeel, dat als een zelfstandige (los van een aanvraag) publiekrechtelijke rechtshandeling in de zin van artikel 1:3 van de Awb is aan te merken, is in dit geval evenmin sprake.
Uitspraak
RECHTBANK ROTTERDAM
Sector Bestuursrecht
Meervoudige kamer
Reg.nr.: AWB 08/3221 TELEC-T1
Uitspraak in het geding tussen
Stichting Lokale Omroep De Bilt, gevestigd te De Bilt, eiseres,
en
de Staatssecretaris van Economische Zaken, verweerder.
1 Ontstaan en loop van de procedure
Op 11 januari 2008 heeft verweerder, in het kader van het project “optimalisatie van de lokale publieke omroepen”, aan eiseres medegedeeld dat voor haar geen optimalisatie-mogelijkheden zijn gevonden.
Eiseres heeft hiertegen bij brief van 14 februari 2008 bezwaar gemaakt.
Bij besluit van 1 augustus 2008 heeft verweerder het bezwaar van eiseres niet-ontvankelijk verklaard.
Tegen dit besluit (hierna: het bestreden besluit) heeft eiseres bij brief van 11 augustus 2008 beroep ingesteld.
Verweerder heeft bij brief van 24 september 2008 een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 8 december 2008. Voor eiseres zijn G.H. Bakker en J.H. Verhoef verschenen. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door mr. J. Sijbrandij, bijgestaan door N.H. van Driel en H. Neef.
2 Overwegingen
Op 20 januari 2006 is het Agentschap Telecom van verweerder (AT) gestart met het project Lokaal (B)ether (hierna: project). Doel van het project was om stereoverzorging tot op de gemeentegrens voor zover mogelijk te realiseren. Het project is in vier fasen uitgevoerd (vooronderzoek; frequentieplanning; aanvragen en wijzigen vergunning; afronding). In het vooronderzoek is beoogd de wensen van de omroepen helder op een rij te krijgen. Hiertoe is door het onderzoeksbureau Stratix een enquête opgesteld en aan de omroepen gezonden. Aan de hand van deze enquête is het AT begonnen met het zoeken naar bruikbare frequentieruimte (delving frequentieruimte). In de tweede fase (frequentieplanning) is op basis van het vooronderzoek onderzocht welke frequentietechnische mogelijkheden er zijn om tegemoet te komen aan de wensen van de lokale omroepen. De resultaten van dit onderzoek zijn per brief aan de omroepen medegedeeld (derde fase). Indien het AT voor een omroep een of meer bruikbare verbeteringen van de bestaande frequentieruimte had gevonden dan had de omroep de mogelijkheid om een wijziging van de frequentievergunning aan te vragen. Aan 20 lokale omroepen (waar eiseres overigens niet bij zat) is een optie voor een specifieke optimalisatie voorgelegd. Op 19 april 2008 is ter afronding van het proces (vierde fase) een presentatie gegeven op de ledenvergadering van de Organisatie van Lokale Omroepen Nederland.
Eiseres kan zich niet verenigen met de mededeling van verweerder van 11 januari 2008 dat voor haar geen optimalisatiemogelijkheden zijn gevonden. Het hiertegen door eiseres gemaakte bezwaar heeft verweerder bij het bestreden besluit niet-ontvankelijk verklaard. Verweerder stelt zich daarbij op het standpunt dat deze mededeling geen rechtsgevolgen in het leven roept omdat er geen verandering plaats vindt in de bestaande rechten, verplichtingen of bevoegdheden van een of meer rechtssubjecten. De brief van 11 januari 2008 kan volgens verweerder dan ook niet worden gezien als een besluit in de zin van de Algemene wet bestuursrecht (verder: Awb). In het kader van het project wordt eerst een besluit in de zin van de Awb genomen wanneer beslist wordt op een aanvraag van een lokale publieke omroep voor door het AT gedolven frequentieruimte.
Eiseres voert hiertegen in beroep aan dat zij in het verleden regelmatig, zowel schriftelijk als telefonisch, contact heeft gehad met medewerkers van het AT. Dit heeft geresulteerd in een op 23 mei 2005 aan het AT gezonden brief, waarin duidelijk wordt gevraagd om, vanwege het verzorgingstekort, onderzoek te verrichten naar een voor eiseres bruikbare frequentie die dekkend is, en deze dan vervolgens aan haar te verstrekken. Op die aanvraag is nimmer een beslissing genomen. Eiseres voert verder aan dat ook het reageren op de door Stratix gehouden enquête om deel te nemen aan het project kan worden aangemerkt als een impliciet verzoek om onderzoek te verrichten en een nieuwe vergunning af te geven.
Nu er, volgens eiseres, dus sprake is van een aanvraag dient de brief van 11 januari 2008 te worden aangemerkt als een negatief besluit, die in het kader van artikel 1:3, tweede lid, van de Awb als een beschikking aangemerkt moet worden. Die brief impliceert een weigering tot het afgeven van een nieuwe vergunning. Er wordt namelijk beoordeeld of een frequentie dienstbaar kan zijn aan het oplossen van een verzorgingsprobleem, waarbij technische mogelijkheden worden bezien. De uitkomst hiervan heeft volgens eiseres een definitief bepalend karakter nu zij rechtstreeks van belang is voor de vraag of wel of geen nieuwe vergunning mogelijk is. Met de mededeling dat er geen optimalisatiemogelijkheden zijn, geeft het AT dus te kennen dat zij geen nieuwe vergunning kan verlenen. Dit moet volgens eiseres op een lijn worden gesteld met een weigering om een nieuwe vergunning af te geven. Er is dus sprake van een zelfstandig, en als definitief bedoeld, rechtsoordeel en daarmee van een besluit.
De rechtbank ziet zich voor de vraag gesteld of verweerder terecht heeft besloten het bezwaar van eiseres gericht tegen de brief van verweerder van 11 januari 2008 niet-ontvankelijk te verklaren. Deze vraag wordt bevestigend beantwoord en daartoe wordt het volgende overwogen.
Artikel 1:3, eerste tot en met derde lid, van de Awb luidt als volgt:
“1. Onder besluit wordt verstaan: een schriftelijke beslissing van een bestuursorgaan, inhoudende een publiekrechtelijke rechtshandeling.
2. Onder beschikking wordt verstaan: een besluit dat niet van algemene strekking is, met inbegrip van de afwijzing van een aanvraag daarvan.
3. Onder aanvraag wordt verstaan: een verzoek van een belanghebbende, een besluit te nemen.”
De rechtbank is allereerst van oordeel dat het deelnemen aan de enquête van Stratix in het kader van het project niet kan worden aangemerkt als een aanvraag als bedoeld in artikel 1:3, derde lid, van de Awb. Naast het feit dat Stratix geen bestuursorgaan is en geen besluiten kan nemen in de zin van de Awb, heeft Stratix niet meer gedaan dan het inventariseren van ontvangstproblemen en de wensen tot optimalisatie van diverse lokale publieke omroepen. Ook blijkt uit de enquête niet dat het invullen daarvan als een aanvraag heeft te gelden. Evenmin blijkt uit de brief van verweerder van 1 maart 2006, dat de enquêteresultaten als aanvragen in behandeling zouden worden genomen noch zijn daarbij bij de omroepen verwachtingen gewekt. Er is slechts medegedeeld dat het van belang is om de vragen zorgvuldig te beantwoorden omdat het AT zich zal inspannen om bij het frequentietechnische onderzoek voor lokale omroepen hiermee rekening te houden.
De rechtbank is daarnaast van oordeel dat de strekking van de brief van 11 januari 2008 niet meer is dan een reactie op de door eiseres in het kader van het project ingevulde enquête, waarmee Stratix de wensen en opmerkingen van eiseres heeft geïnventariseerd. Uit geen enkele passage uit de brief van 11 januari 2008 blijkt dat gereageerd wordt op de brief van eiseres van 23 mei 2005. Overigens is de rechtbank ook van oordeel dat laatstgenoemde brief niet als een aanvraag kan worden aangemerkt. Deze brief moet immers worden gezien in het licht van de correspondentie die tussen verweerder en eiseres heeft plaatsgevonden als gevolg van een eerdere brief van eiseres van 11 oktober 2004. Daarin geeft zij aan dat haar huidige etherzender een groot verzorgingstekort heeft. In haar brief van 23 mei 2005 somt eiseres vervolgens een aantal frequenties op die als mogelijke oplossing kunnen dienen voor het verzorgingstekort.
Nu, zonder dat er een concrete aanvraag in de zin van artikel 1:3 van de Awb is ingediend, de brief van 11 januari 2008 niet meer behelst dan het meedelen van de resultaten van een in het kader van het project gehouden onderzoek - hetwelk is gestart naar aanleiding van de uitkomsten van de enquête - kan deze brief naar het oordeel van de rechtbank niet worden aangemerkt als een op rechtsgevolg gerichte beslissing. Van rechtsgevolg is immers eerst sprake indien is beoogd om een bevoegdheid, recht of verplichting voor een of meer anderen te doen ontstaan of teniet te doen. Het mededelen van de resultaten van een onderzoek of er “frequentieruimte” beschikbaar is, kan niet als zodanig worden aangemerkt.
Van een (bestuurlijk) rechtsoordeel, dat als een zelfstandige (los van een aanvraag) publiekrechtelijke rechtshandeling in de zin van artikel 1:3 van de Awb is aan te merken, is naar het oordeel van de rechtbank in dit geval evenmin sprake. Hiervoor bestaat immers slechts grond in gevallen waarin niet kan worden geoordeeld dat het rechtsoordeel vooruitloopt op een ten aanzien van betrokkene te verwachten of door hem uit te lokken besluit tot toepassing van de wettelijke regeling, waartegen in rechte kan worden opgekomen zonder dat sprake is van een voor betrokkene onevenredig belastende weg naar de rechter. De rechtbank is van oordeel dat geen sprake is van een rechtsoordeel als hiervoor vermeld. Het staat eiseres immers nog steeds vrij om een aanvraag om optimalisatie, door middel van een verzoek tot wijziging van de vergunning dan wel een verzoek om een nieuwe vergunning, aan verweerder voor te leggen. Hoewel de resultaten van het onderzoek wellicht als grondslag kunnen dienen voor besluitvorming, is daarmee nog niet gezegd dat daarmee zonder meer vaststaat dat op grond van die uitkomsten nadere besluitvorming zal plaatsvinden. Wellicht is eiseres bij haar concrete aanvraag wel in staat om een optimalisatiemogelijkheid te vinden. Tegen een besluit op basis van die aanvraag en het daaraan ten grondslag gelegde recht- en doelmatigheidsoordeel staan voor eiseres dan in dat geval rechtsmiddelen open. De rechtbank ziet niet in dat het doen van een dergelijke specifieke aanvraag voor eiseres een onevenredig belastende weg is.
Gelet op het voorgaande kan verweerders brief van 11 januari 2008 naar het oordeel van de rechtbank niet worden aangemerkt als een besluit in de zin van artikel 1:3 van de Awb. Verweerder heeft dan ook terecht het daartegen gerichte bezwaar van eiseres niet-ontvankelijk verklaard, zodat het bestreden besluit in stand kan blijven. Het beroep dient derhalve ongegrond te worden verklaard.
Voor een veroordeling in de proceskosten ziet de rechtbank geen aanleiding.
3 Beslissing
De rechtbank,
recht doende:
verklaart het beroep ongegrond.
Aldus gedaan door mr. J.W.H.G. Loyson, voorzitter, en mr. J.H. de Wildt en mr. Y.E. de Muynck, leden, in tegenwoordigheid van mr. A. Vermaat, griffier.
De griffier: De voorzitter:
Uitgesproken in het openbaar op: 12 februari 2009.
Een belanghebbende - onder wie in elk geval eiseres wordt begrepen - en verweerder kunnen tegen deze uitspraak hoger beroep instellen bij het College van Beroep voor het bedrijfsleven, Postbus 20021, 2500 EA 's-Gravenhage. De termijn voor het indienen van het beroepschrift is zes weken en vangt aan met ingang van de dag na die waarop het afschrift van deze uitspraak is verzonden.
Afschrift verzonden op: